Sommige werknemers hebben tussen april en eind september een vaste standplaats op een camping. Als het weer een beetje meezit, dan willen zij het liefst zo veel als mogelijk daarvan gebruikmaken. Op vrijdag vanuit het werk direct door naar de camping en op maandagochtend vanaf de camping weer terug naar de vaste werkplek. Stel, een werknemer verblijft tijdens de zomer twee maanden op de camping en maakt dagelijks de rit vanaf de camping naar zijn vaste werkplek en vice versa. Hoe zit dat dan met de reiskostenvergoeding gedurende die periode? Mag je als werkgever de reiskostenvergoeding voor die ritten tegen € 0,23 per kilometer kwalificeren als gerichte vrijstelling voor woon-werkverkeer? De Belastingdienst vindt dat de gerichte vrijstelling voor woon-werkverkeer van toepassing als:
- er sprake is van vervoer in het kader van de dienstbetrekking (waaronder woon-werk); en
- er wordt voldaan aan de redelijkheidstoets.
De reis moet dus een overwegend zakelijk karakter hebben. Woon-werkverkeer wordt gedefinieerd als binnen 24 uur zowel heen- als terugreizen tussen de woon- of verblijfplaats en de plaats van arbeid. De vergoeding moet ook naar alle redelijkheid ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking zijn gedaan. Is de afstand tussen de woon- of verblijfplaats te groot geworden, dan kan deze keuze overwegend ingegeven zijn door persoonlijke argumenten.
Wel of geen verblijfplaats?
Hoe zit het vervolgens met de ritten tussen de camping en de vaste werkplek? Of een camping als een (duurzame) verblijfplaats kan worden aangemerkt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. De Belastingdienst vindt echter dat een camping geen verblijfplaats is als iemand daar slechts tijdelijk voor alleen de weekenden op verblijft; de vereiste duurzaamheid ontbreekt daarvoor. Uit de rechtspraak volgt overigens dat er al sprake kan zijn van een verblijfplaats als de werknemer daar regelmatig verblijft. Bij een langdurig verblijf van een paar maanden is er ook volgens de Belastingdienst mogelijk wél sprake van een duurzame verblijfplaats. Als de werknemer in die situatie van maandag t/m vrijdag tussen de camping en de vaste werkplek reist én de afstand tussen de camping en die werkplek aan de redelijkheidseis voldoet, kan de reiskostenvergoeding onder de gerichte vrijstelling voor woon-werkverkeer vallen.
Hetzelfde geldt voor een langdurig verblijf in een hotel of vakantiehuisje van waaruit naar de werkplek wordt gereisd.